close
Dé recensiesite over jeugdliteratuur

Kinderboekenweek 2024: Lekker eigenwijze kinderen in de jeugdliteratuur

Dit artikel stond op 29 september 2024 in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden

Het thema van de komende Kinderboekenweek is Lekker Eigenwijs. Maar hoe dwars en eigenzinnig zijn personages in kinderboeken eigenlijk en is daar veel in veranderd? Van brave Hendrik, via Dik Trom naar Pippi, Pluk, Madelief en Lampje en Gozert.   

‘Kent gij Hendrik niet, die altijd zoo beleefd zijnen hoed afneemt als hij voorbijgaat? Vele menschen noemen hem de brave Hendrik, omdat hij zoo gehoorzaam is, en omdat hij zich zoo vriendelijk jegens ieder gedraagt. Hij doet nooit iemand kwaad.’ Zo begint De brave Hendrik, dat op vrijwel alle Nederlandse scholen aan het begin van de negentiende eeuw werd gebruikt als leesboek voor beginnende lezertjes. Het boek dat Nicolaas Anslijn in 1810 publiceerde, kende meer dan zestig herdrukken en twee jaar later verscheen er zelfs een vrouwelijke pendant: De brave Maria. De boeken zijn bedoeld om jonge kinderen leesvaardigheid bij te brengen, maar ze vooral te leren hoe ze zich moeten gedragen: braaf, vlijtig en gehoorzaam. De succesvolle boeken waren bedoeld om het goede voorbeeld te geven en het kind de zeden van die tijd te leren. Die moraal bleef kleven aan de jeugdliteratuur, ook in de volgende eeuw. Kinderboeken werden breed ingezet om bij te dragen aan een deugdelijke opvoeding. Al was er onder pedagogen ook enige huiver voor kinderen die te veel gingen lezen, vooral boeken die een beetje spannend waren, dat zou maar tot verslaving leiden.

Kattenkwaad

Los van de verouderde taal is het nauwelijks voor te stellen dat de geciteerde regels uit De brave Hendrik in een hedendaags kinderboek staan. Maar ook al later in de negentiende eeuw en het begin van de twintigste, verdween de braafheid naar de achtergrond. Kinderpersonages werden avontuurlijker, tegendraadser en grappiger. Dik Trom van C. Joh. Kieviet dat al in 1891 verscheen, groeide uit tot een van de bekendste belhamels uit de Nederlandse jeugdliteratuur. Hij is ondeugend en haalde met de regelmaat van de klok kattenkwaad uit. Hij is uit heel ander hout gesneden dan die brave Hendrik. Toch blijft hij nadrukkelijk een aardige jongen die ook vaak goede daden verricht. Dat geldt ook voor W. G. van der Hulst, bekend van boeken als Jaap Holm en z’n vrinden en Peerke en z’n kameraden, die vooral in protestants-christelijke kringen massaal wordt gelezen. Van zijn boeken zijn meer dan elf miljoen exemplaren verkocht. De personages van Van der Hulst zijn gezeglijk en luisteren braaf naar hun ouders en de meester.

Op die moralistische stroming komt kritiek van schoolmeester Theo Thijssen in een vlammend betoog waarin hij het opvoedkundige en gemakzuchtige karakter van veel kinderliteratuur aan de kaak stelt. Volgens Thijssen moet een kinderboekenauteur in de eerste plaats een schrijver zijn en geen opvoeder. Thijssen is zijn tijd vooruit: na de Tweede Wereldoorlog is een duidelijke kentering zichtbaar die wordt ingezet met de Pippi Langkous-boeken en later doorgezet met het werk van Annie MG Schmidt. Van Pippi is de uitspraak ‘Ik ben een kind en ik ben de baas over mijn eigen leven en dat is best fijn’. Pluk van de Petteflet is misschien wel een van de meest eigenwijze personages uit de Nederlandse jeugdliteratuur. Pippi en Pluk leiden hun eigen leven en trekken zich niet te veel aan van volwassenen. Ze zijn beiden niet bang om tegen de stroom in te gaan en laten zich niet beïnvloeden door de mening van anderen. Dat is Van Dale’s definitie van eigenwijs: ‘de gewoonte nooit raad van anderen aan te nemen.’

Het is een duidelijke breuk met het verleden maar het past wel weer naadloos in de emancipatoire opvattingen over vrouwen en kinderen die vooral vanaf de jaren zeventig in zwang beginnen te raken. Kinderen worden aangemoedigd om mondiger te worden en zelfstandig te denken en te handelen. Dat vindt zijn weerslag in kinderboeken en in die zin zijn de boeken van Astrid Lindgren en Annie M.G. Schmidt ook opvoedkundig te noemen. Kinderen stellen iets voor en bovendien hoeven ze niet altijd meer te worden ontzien.

Doorbreken van rollenpatronen

De emancipatie van het kinderboek zet in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw op vele vlakken door. Kinderen worden als lezers serieuzer genomen, de literaire kwaliteit gaat met sprongen vooruit en de inhoud van de boeken wordt diverser. De geijkte rollenpatronen worden, net als in de samenleving, ook in kinderboeken doorbroken. Moeders staan niet langer aan het aanrecht en het onderscheid tussen boeken voor meisjes en jongens vervaagt. De Friese schrijver Dolf Verroen schrijft met Sjoe en Piet als eerste over een gastarbeidersgezin. Thema’s die in de maatschappij bespreekbaar worden, zoals bijvoorbeeld seksualiteit, echtscheiding en depressieve gevoelens, worden ook onderdeel van de kinderliteratuur, inclusief de personages. Madelief van Guus Kuijer is zo’n meisje dat uitstekend in staat blijkt  haar gedachten en gevoelens onder woorden te brengen. Ze stelt vragen en neemt geen blad voor de mond. Kinderen worden serieuzer genomen door volwassenen en krijgen een stem.

Alles is bespreekbaar

Zijn de kinderen in de jeugdliteratuur daarmee eigenwijzer geworden? Het is logischer om te stellen dat de personages vrijwel altijd een weerspiegeling zijn van de heersende opvattingen over opvoeding en gezag. Tegenwoordig is er minder snel iets controversieel of provocerend of buiten de lijntjes en lijkt vrijwel alles bespreekbaar. Kinderen zijn niet meer zo gehoorzaam als die brave Hendrik. Lampje, Gozert, Cato, Misjka en Raaf gaan hun eigen weg gaan en leggen zich niet automatisch neer bij wat volwassenen van ze willen. Het zijn de personages uit de kinderboeken die de afgelopen jaren werden bekroond met een gouden Griffel.

Onbevoegd

Lampje (gouden griffel 2018) bijvoorbeeld, logenstraft de wetmatigheid die door haar schooljuf wordt gedebiteerd: ‘Wat een kind wil is niet altijd het beste’. De onstuimige Gozert (gouden Griffel 2020) is een olifant in een porseleinkast die zijn vriend Ties aanzet om de boel op stelten te zetten. Cato uit Films die nergens draaien (gouden griffel 2022) gaat tegen de wil van haar vader in en Misjka (gouden griffel 2023) is een Afghaans vluchtelingenmeisje, dat tijdens een spreekbeurt op school haar levensverhaal vertelt.

Het kleine heelal van Annejan Mieras is deze week bekroond met de gouden griffel. Hoofdpersoon Raaf is geschorst van school en woont tijdelijk met haar moeder in een oude caravan op een camping. Dat is  een wereldje op zich met geheimzinnige plekken, zoals een geheime hut met het bordje ‘Verboden voor onbevoegden’. Onbevoegd, vraagt Raaf, zich af, ben ik dat ook? De meeste kinderboekenschrijvers van nu zullen die vraag met nee beantwoorden.  

 Jaap Friso